Nieuws

Beschikbaarheid van biomassa

Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, Aanhangsel

3108

Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het rapport «Beschikbaarheid van Nederlandse verse houtige biomassa», van Probos, d.d. 10 augustus 2018 (ingezonden 13 augustus 2018).

Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 6 september 2018).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het rapport »Beschikbaarheid van Nederlandse verse houtige biomassa in 2030 en 2050», uitgebracht door Probos op 10 juli 2018?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de kernconclusie uit dit onderzoeksrapport dat de vraag naar verse houtige biomassa in Nederland zeer waarschijnlijk op korte termijn (2018– 2020) met ongeveer 80% zal groeien? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Ik deel de conclusie uit het rapport dat de verwachte groei van hernieuwbare energie productie uit verse houtachtige biomassa zal leiden tot een hogere groei naar de vraag van dit type biomassa. De groei van de vraag is mede afhankelijk van de realisatiegraad van de projecten in voorbereiding. Vraag en aanbod van verse, houtige biomassa varieert tussen regio’s in Nederland. Met name grotere stadsverwarmingsprojecten hebben moeite om voldoende lokale biomassa uit de directe omgeving te betrekken. Om ook deze projecten de mogelijkheid te geven te verduurzamen zonder de markt voor verse houtige biomassa verder te belasten, zal ik een categorie stadsverwarming voor ketels op basis van houtpellets open gaan stellen vanaf de voorjaars­ronde SDE+ 2019 (Kamerstuk 31 239, nr. 290). Houtpellets zijn een duurdere, hoogwaardige vorm van houtige biomassa met een grotere energie-inhoud

1 https://probos.nl/rapporten-2018/1467-beschikbaarheid-van-nederlandse-verse-houtige-biomassa-in-2030-en-2050)

die daardoor geschikt zijn om over grotere afstanden te vervoeren en zijn daarmee niet afhankelijk van het lokale aanbod.

Vraag 3

Deelt u tevens het oordeel van voor het rapport geïnterviewde deskundigen dat daarmee de rek in de Nederlandse (aanbod)markt van verse houtige biomassa echt bereikt zal worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Ik realiseer me dat het aanbod van snoei- en dunningshout in de nabije toekomst beperkend kan worden om te voldoen aan de toenemende vraag naar duurzame warmte. Deze toenemende vraag kan naar verwachting slechts voor een klein deel worden opgevangen door meer verse, houtige biomassa te produceren of te importeren uit buurlanden. Vandaar dat ik voor grotere stadsverwarmingsprojecten ook de mogelijkheid wil geven om een project op basis van duurzame houtpellets te realiseren.

Vraag 4

Erkent u dat deze ontwikkeling twee grote risico’s met zich mee brengt, namelijk een toename van de kans dat er goedkope – en daarom niet voldoende duurzaam geproduceerde – biomassa wordt geïmporteerd en/of het ontstaan van prijsstijgingen die het gebruik van biomassa (nog) onrenda­beler maken en de businesscase onder bestaande installaties ondermijnen?

Antwoord 4

Zie mijn antwoord op vraag 5 en 6.

Vraag 5

Hoe groot schat u het eerste risico in en welke maatregelen bent u van plan

voor te bereiden om dit te voorkomen?

Antwoord 5

De markt voor verse houtige biomassa is voornamelijk regionaal. Uit het rapport van Probos blijkt dat de meeste geïnterviewde experts verwachten dat dit in de toekomst zo zal blijven. Het is duur om biomassa met een hoog vochtpercentage over lange afstanden te vervoeren, ik verwacht niet dat dit rendabel is. Vandaar dat ik het risico op de import van niet voldoende duurzaam geproduceerde biomassa niet hoog inschat.

Houtige biomassa met een hogere energiedichtheid, zoals houtpellets, wordt wel over langere afstanden vervoerd. Om de duurzaamheid van geïmpor­teerde houtige biomassa te borgen hanteer ik voor de nieuwe categorie stadsverwarming op duurzame houtpellets zeer strenge duurzaamheidseisen, net zoals ik dit ook heb gedaan voor bijvoorbeeld de productie van biostoom.

Vraag 6

Hoe groot schat u het tweede risico in en welke maatregelen bent u van plan

voor te bereiden om dit te voorkomen?

Antwoord 6

Het ligt voor de hand dat prijzen stijgen bij een toenemende vraag indien het aanbod geen gelijke tred houdt. Het is aan de ondernemer om maatregelen te nemen om met dit risico om te gaan. Het is niet wenselijk dat de subsidies voor duurzame energie meestijgen met de biomassaprijzen. Daarom hanteer ik al geruime tijd als uitgangspunt voor de berekeningen van de basisbedra­gen voor de SDE+ dat de (voor algemene inflatie geïndexeerde) biomassaprij-zen niet hoger worden dan in 2014 het geval was. Het openstellen van de categorie stadsverwarming voor ketels op basis van houtpellets vanaf 2019 draagt bij aan het beperken van de vraag naar snoei- en dunningshout.

Vraag 7

Bent u nu al bereid om initiatiefnemers op dit terrein proactief te wijzen op een mogelijk tekort aan verse houtige biomassa? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Het rapport door Probos is op mijn verzoek opgesteld en openbaar gemaakt. Hiermee geef ik initiatiefnemers inzicht in de ontwikkelingen op de biomassa-markt. Zij kunnen informatie uit dit rapport gebruiken bij hun afwegingen om een bioenergie installatie op verse houtige biomassa te bouwen. Mijn beeld is dat ondernemers in de bioenergie en hun financiers zich bewust zijn van de effecten van vraag- en aanbod schommelingen van biomassa en dit proberen te ondervangen door lange termijncontracten en strategische samenwerkingen. Ik zie geen aanvullende rol voor de overheid om hier proactief op te wijzen.

Vraag 8

Overweegt u ook al aanpassingen aan te brengen in de SDE+-regeling, bijvoorbeeld als het gaat om bestaande of mogelijk nieuwe subsidies voor het toepassen van zogenaamde «chips» en «shreds»? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Ik ben altijd op zoek naar mogelijkheden op de SDE+-regeling te verbeteren. Op dit moment overweeg ik nog geen aanpassingen specifiek voor de toepassing van «chips’en «shreds». Deze soorten biomassa kunnen reeds worden toegepast en diverse projecten hebben hiervoor subsidie aange­vraagd of zijn in voorbereiding.

Vraag 9

Hoe groot schat u de Nederlandse en internationale beschikbaarheid van voldoende duurzaam geproduceerd houtige biomassa eigenlijk in en wie maakt volgens u daar de meest betrouwbare inschattingen van?

Antwoord 9

Diverse organisaties maken inschattingen van de Nederlandse en internatio­nale beschikbaarheid van biomassa. Een voorbeeld van een rapport waarin de resultaten van verschillende studies op dit terrein worden vergeleken is «Beschikbaarheid houtige biomassa voor energie in Nederland» van Ecofys uit 2017 (beschikbaar via de website van RVO.nl)

Vraag 10

Overweegt u een importnorm te ontwikkelen voor de import van voldoende duurzaam geproduceerde houtige biomassa, bijvoorbeeld door vast te stellen dat dit maximaal een bepaald percentage mag zijn van de houtige biomassa die op voldoende duurzame wijze in Nederland wordt geproduceerd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10

Nee, een importnorm voor houtige biomassa staat op gespannen voet met een open economie en internationale afspraken over markttoegang in WTO-kader. Daarnaast wordt de houtverordening gehandhaafd, die gericht is op het voorkomen van illegaal gekapt hout op de Nederlandse markt. Zie verder ook mijn antwoord op vraag 5.